dodo

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dodo    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdodo/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • do·do
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Portugees, in de betekenis van ‘uitgestorven vogelsoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1853 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord dodo dodo's
verkleinwoord dodootje dodootjes

Zelfstandig naamwoord

dedodom

  1. (duifachtigen) uitgestorven loopvogel opMauritius Raphus cucullatus 
    • De dodo werd ook wel walgvogel or dront genoemd. 
Synoniemen
  • walgvogel
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
  • dodoskelet
Uitdrukkingen en gezegden
  • Een dappere dodo.
Een held zonder vrees, genoemd naar de hoofdpersoon in de eerste kinderserie van de KRO in de jaren 1950.

Gangbaarheid

  • Het woord dodo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

dodo m

  1. (spreektaal) slaap(je)
    «Bébé doit faire dodo
    Baby moet slaapje doen. [1]
  2. (spreektaal) kinderbedje
    «Au dodo
    Hup, naar bedje toe! [1]

Verwijzingen

Italiaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈdɔdo/
Woordafbreking
  • do·do

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
dodo dodi

dodo m

  1. (duifachtigen) dodo
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.