doophek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  doophek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • doop·hek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doophek doophekken
verkleinwoord doophekje doophekjes

Zelfstandig naamwoord

hetdoopheko

  1. (religie) bij katholieken: hek dat de ruimte voor de doop afscheidt van de rest van de kerk
  2. (religie) bij protestanten: hek dat een ruimte om de preekstoel omsluit
     De kansel, het doophek en de herenbanken werden na de reformatie aangebracht, toen de kerk in protestante handen kwam.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord 'doophek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
43 %van de Nederlanders;
35 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    JOOP DUIJS
    “Oud land” (07 aug. 2015), De Telegraaf
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.