dopen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dopen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • do·pen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘dompelen, door doop in geloofsgemeenschap opnemen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dopen
doopte
gedoopt
zwak -t volledig

Werkwoord

dopen

  1. overgankelijk bevochtigen door indompeling in een vloeistof
  2. overgankelijk (religie) iemand ritueel met water besprenkelen of erin onderdompelen en zodoende tot een geloof toelaten
  3. overgankelijk een naam geven, met name bij het dopen
    • Het schip werd gedoopt met de naam "de Volharding" 
  4. overgankelijk voor het eerst ondergaan
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dedopenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord doop

Gangbaarheid

  • Het woord dopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.