dors

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dors    (hulp, bestand)
  • IPA: /dɔrs/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • dors
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] via Middelnederlands dorsch van Oudnoords þorskr, in de betekenis van ‘jonge kabeljauw’ voor het eerst aangetroffen in 1351-1400 [1] [2] [3]
  • [B]  dorsen ww  zonder de uitgang -en
    • zn: als naamwoord van handeling [4]
  • [C]  dor bn  met de uitgang -s
enkelvoud meervoud
naamwoord dors dorsen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[A]dedorsm

  1. (visserij) jonge kabeljauw
enkelvoud meervoud
naamwoord dors dorsen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[B]dedorsm

  1. (landbouw) activiteit waarbij graankorrels worden vrijgemaakt uit aren door daarop te slaan
  2. (landbouw) plaats bestemd om graankorrels vrij te maken uit aren door daarop te slaan

Werkwoord

vervoeging van
dorsen

[B] dors

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dorsen
    • Ik dors. 
  2. gebiedende wijs van dorsen
    • Dors! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dorsen
    • Dors je? 

Bijvoeglijk naamwoord

[C] dors

  1. partitief van de stellende trap van dor

Gangbaarheid

  • Het woord dors staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
74 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.