droogdoek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  droogdoek    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdroxduk/
Woordafbreking
  • droog·doek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord droogdoek droogdoeken
verkleinwoord droogdoekje droogdoekjes

Zelfstandig naamwoord

dedroogdoekm

  1. (huishouden) een doek waarmee men kan afdrogen
    • Pak je een droogdoek, dan kan je helpen afdrogen. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord droogdoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.