transport

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  transport    (hulp, bestand)
  • IPA: /trɑnsˈpɔrt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • trans·port
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans transport, in de betekenis van ‘het vervoeren, overdracht’ voor het eerst aangetroffen in 1506 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord transport transporten
verkleinwoord transportje transportjes

Zelfstandig naamwoord

hettransporto

  1. (verkeer) vervoer van voorwerpen, mensen, brandstoffen van een ene naar een andere plaats
     Dit was het moeilijke moment, dat was altijd zo. Nu moest hij zeggen dat de dienst hem helaas riep en dat hij rond lunchtijd al opgehaald zou worden met een geheim transport. Maar dat ze elkaar altijd konden schrijven, dat de oorlog niet eeuwig duurde en dat hij haar onmogelijk zou kunnen vergeten. Ze was natuurlijk wanhopig en vond dat hij haar erin had geluisd.[3]
  2. (telecommunicatie) overbrengen van data van een ene naar een andere plaats
  3. (boekhouding) overbrengen van een subtotaal naar een volgende bladzijde om daarop een optelling voort te zetten
  4. (juridisch) overdracht van eigendom of ander recht door het wijzigen van de geregistreerde eigenaar
  5. vracht
Synoniemen
Hyponiemen
  • natransport
  • olietransport
  • papiertransport
  • plutoniumtransport
  • railtransport
  • reeltransport
  • regeltransport
  • riviertransport
  • ruimtetransport
  • schottransport
  • sedimenttransport
  • soldatentransport
  • stoftransport
  • treintransport
  • triltransport
  • troepentransport
  • veetransport
  • vermogenstransport
Afgeleide begrippen
  • transportabel
  • transportactiviteit
  • transportafstand
  • transportagent
  • transportakte
  • transportarbeider
  • transportarts
  • transportas
  • transportauto
  • transportbaan
  • transportbak
  • transportband
  • transportbataljon
  • transportbedrijf
  • transportbehoefte
  • transportbeleid
  • transportbeton
  • transportbox
  • transportbranche
  • transportbrandstof
  • transportbrief
  • transportbus
  • transportcapaciteit
  • transportcentrum
  • transportcolonne
  • transportcompagnie
  • transportcriminaliteit
  • transportdienst
  • transportdocument
  • transporteenheid
  • transporteiwit
  • transporteren
  • transportfaciliteit
  • transportfirma
  • transportfunctie
  • transportgegevens
  • transportgeld
  • transportgoot
  • transportgroep
  • transporthelikopter
  • transportijzer
  • transportindustrie
  • transportinfrastructuur
  • transportinrichting
  • transportinstallatie
  • transportkabel
  • transportketen
  • transportkist
  • transportklimaat
  • transportknop
  • transportkoffer
  • transportkooi
  • transportkosten
  • transportkraan
  • transportkunde
  • transportlaag
  • transportland
  • transportleiding
  • transportlijn
  • transportlijst
  • transportmand
  • transportmarkt
  • transportmaterieel
  • transportmechanisme
  • transportmedium
  • transportmeteorologie
  • transportmiddel
  • transportminister
  • transportmogelijkheid
  • transportnet
  • transportnetwerk
  • transportomstandigheden
  • transportondernemer
  • transportonderneming
  • transportorganisatie
  • transportoverzicht
  • transportpark
  • transportpolitiek
  • transportponton
  • transportprobleem
  • transportrecht
  • transportriem
  • transportrisico
  • transportrol
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord transport staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:(zelfstandig naamwoord)  transport (VS)    (hulp, bestand), (werkwoord)  transport (VS)    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
transport transports

Zelfstandig naamwoord

transport

  1. (verkeer) transport,  vervoer zn 
vervoeging
onbepaalde wijs to  transport 
he/she/it  transports 
verleden tijd  transported 
voltooid
deelwoord
 transported 
onvoltooid
deelwoord
 transporting 
gebiedende wijs  transport 

Werkwoord

transport

  1. overgankelijk, (verkeer) transporteren, vervoeren







Frans

Uitspraak
  • Geluid:  transport    (hulp, bestand)
  • IPA:
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  transport     un transport     transports     les transports  

Zelfstandig naamwoord

transport m

  1. (verkeer) transport,  vervoer zn 
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.