dubbeltitel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dubbeltitel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • dub·bel·ti·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dubbeltitel dubbeltitels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dedubbeltitelm

  1. (tennis) de overwinning in een tennistoernooi bij het dubbelspel
     Safárová en Mattek-Sands pakken ook in Parijs de dubbeltitel[1]
     Wesley Koolhof en Matwé Middelkoop hebben naast hun vierde dubbeltitel op de ATP-tour gegrepen. Ze waren in Ahoy niet opgewassen tegen de Kroaat Ivan Dodig en Spanjaard Marcel Granollers: 7-6 (5), 6-3.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord dubbeltitel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Safárová en Mattek-Sands pakken ook in Parijs de dubbeltitel” (11-06-2017), NOS
  2. Weblink bron “Koolhof/Middelkoop verliest dubbelspelfinale in Ahoy” (19-02-2017), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.