titel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: titel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈtitəl / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- ti·tel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opschrift, naam’ voor het eerst aangetroffen in 1291 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | titel | titels |
verkleinwoord | titeltje | titeltjes |
Zelfstandig naamwoord
titel m
- opschrift van een boek of ander document
- De titel van dit boek is 'Scheikunde voor de leek'.
- academische, adellijke of sportieve aanduiding van een persoon
- Hem werd de titel van 'doctor' verleend.
- (juridisch) juridische grond voor de overdracht van een goed
- Men kan goederen onder algemene en onder bijzondere titel verkrijgen. (3:80 BW)
Overerving en ontlening
- in het Indonesisch: titel
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. opschrift van een document
Werkwoord
vervoeging van |
---|
titelen |
titel
Gangbaarheid
- Het woord titel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "titel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "titel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ titel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Indonesisch
Woordafbreking
- ti·tel
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Nederlands "titel"
Zelfstandig naamwoord
titel
- academische titel
- titel, opschrift van een document
Synoniemen
- [1] gelar
- [2] judul
Afgeleide begrippen
- bertitel, bertitelkan
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.