duwwerk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  duwwerk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • duw·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord duwwerk duwwerken
verkleinwoord duwwerkje duwwerkjes

Zelfstandig naamwoord

hetduwwerko

  1. geduw
    • Na de hervatting trok de thuisclub het initiatief definitief naar zich toe. Opnieuw had FC Twente het geluk dat het geen penalty tegen kreeg, nu bij duwwerk van Robbert Schilder tegen Gravenbeek. [1] 
    • De tent zit rammetje vol, maar als ik een rondje bier wil halen ben ik snel aan de beurt. De Party Animals zwepen met hun 90’s-muziek het publiek op tot een feestende massa. Als we een uurtje later de tent willen verlaten, kost dat nog het nodige trek- en duwwerk. De sfeer is en blijft ondanks de drukte goed. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord 'duwwerk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.