eenpersoonshuishouden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  eenpersoonshuishouden    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • een·per·soons·huis·hou·den
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eenpersoonshuishouden eenpersoonshuishoudens
verkleinwoord eenpersoonshuishoudentje eenpersoonshuishoudentjes

Zelfstandig naamwoord

heteenpersoonshuishoudeno

  1. een huishouden bestaande uit één persoon
    • De weduwnaar verruilde zijn eenpersoonshuishouden voor een tweepersoonshuishouden toen hij bij zijn vriend ging inwonen. 

Meer informatie

Gangbaarheid

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.