eerste
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: eerste (hulp, bestand)
- IPA: / ˈerstə / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- eer·ste
Woordherkomst en -opbouw
Rangtelwoord
- (wiskunde) nummer één in een rij, reeks e.d.
- De winnaar kwam als eerste over de finish.
- ▸ Mijn zintuigen stonden helemaal op scherp tijdens die eerste kilometers.[2]
- (figuurlijk) beste
- Ik wil alleen maar eerste keus vlees hebben.
Schrijfwijzen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eerste | eersten |
verkleinwoord |
de eerste m
- (wiskunde) nummer één in een volgorde
- ▸ De deugden en eigenschappen van deze tweede Nicolaas heeft men echter overgedragen op de eerste en die werd toen de heilige Nicolaas.[3]
Uitdrukkingen en gezegden
- Niet de eerste de beste zijn
Niet zomaar iemand zijn, iemand met aanzien zijn
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord eerste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eerste" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ eerste op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 10
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.