enkelband

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  enkelband    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • en·kel·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord enkelband enkelbanden
verkleinwoord enkelbandje enkelbandjes

Zelfstandig naamwoord

deenkelbandm

  1. (anatomie) een gewrichtsband van de enkel
  2. een band die om de enkel wordt gedragen
  3. een band om de enkel met een zendertje dat gedragen wordt als straf en men niet de locatie mag verlaten
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord enkelband staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.