epileptica

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  epileptica    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌepiˈlɛptika/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • epi·lep·ti·ca
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord epileptica epileptica's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deepilepticam

  1. (medisch) vrouw met een aandoening aan de hersenschors die leidt tot aanvallen waarbij de waarneming of bewegingen ernstig verstoord zijn
     Fosca is een vrouw van goede komaf en foeilelijk. Anorectisch en mismaakt. Opgefokt en onvoldaan. Een epileptica en een hysterica.[1]
     Het zijn hysterica's, epileptica's en zenuwlijders, jong of al wat ouder en allemaal charmant, alsof iets anders dan hun ziekte en de muren van dit ziekenhuis hen kenmerkt - een bepaalde houding en uitstraling.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'epileptica' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Joyce Roodnat
    “Sidderend van weerzin vrijen met een griezel” (9 januari 2015) op nrc.nl
  2. Weblink bron
    Victoria Mas
    “Het bal der gekken”, e-book (2021), Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum, Amsterdam, ISBN 9789000376872, hfst. 12
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.