erewoord

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  erewoord    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ere·woord
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘belofte met eer als onderpand’ voor het eerst aangetroffen in 1934 [1]
  • samenstelling van  ere  en  woord 
enkelvoud meervoud
naamwoord erewoord erewoorden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

heterewoordo

  1. belofte waarbij men zijn eer op het spel zet
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord erewoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.