ere

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ere    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈerə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ere
Woordherkomst en -opbouw
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord ere eren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[A]deerev

  1. dorsvloer
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

[B] ere

  1. datief vrouwelijk  van eer, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
Uitdrukkingen en gezegden
  • ter ere van
  • te mijner ere, te jouwer ere, te uwer ere, te zijner ere, te harer ere, te onzer ere, te hunner ere
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
eren

[C] ere

  1. aanvoegende wijs van eren
    • Ere wie ere toekomt. 
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord ere staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Middelnederlands

enkelvoud meervoud
nominatief ereeren
genitief ere(n)eren
datief ere(n)eren
accusatief ereeren

Zelfstandig naamwoord

ere v

  1. eer
Anagrammen

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
erar

ere

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van erar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van erar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van erar
Anagrammen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.