eropuit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  eropuit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • er·op·uit
Woordherkomst en -opbouw

Voornaamwoordelijk bijwoord

eropuit

  1. actief een doel nastrevend
    • Hij was eropuit om zijn rivaal buiten spel te zetten. 
Opmerkingen
  • De spelling van dit woord kan met recht een knelpunt van de Nederlandse spelling genoemd worden.

Het is niet duidelijk hoe de ontkennende versie van de bovenstaande zin te schrijven is.

    • Hij was er niet opuit om zijn rivaal buiten spel te zetten. 
    • Hij was er niet op uit om zijn rivaal buiten spel te zetten. 

Een bijwoord *opuit komt niet in de Woordenlijst voor, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld: ernaartoe -> er niet naartoe

Gangbaarheid

  • Het woord eropuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.