feestrumoer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: feestrumoer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- feest·ru·moer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van feest zn en rumoer zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | feestrumoer | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het feestrumoer o
- het lawaai dat men tijdens een feest maakt
- ▸ Het had allemaal zo leuk kunnen zijn. Er was immers wel reden voor enig feestrumoer. De NAVO heeft immers haar succes bewezen. Ooit werd ze opgericht om gezamenlijk het vrije Westen te verdedigen tegen het opdringende communisme.[2]
Synoniemen
- feestlawaai, feestgedruis, partygeluid, feestgeluid
Gangbaarheid
- Het woord 'feestrumoer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Geen feest voor de NAVO” (06-04-2009), Reformatorisch Dagblad
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.