fichu

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fichu    (hulp, bestand)
  • IPA: /fiˈʃy/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • fi·chu
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fichu fichu's
verkleinwoord fichuutje fichuutjes

Zelfstandig naamwoord

defichum

  1. (kleding) driehoekig gevouwen doek zoals vrouwen die in de 18e en 19e eeuw om de hals droegen
    • Toen David zich omkeerde naar de veranda, de houten zuilengaanderij, had hij gezien dat ook Madame veranderd was. Het verveelde en kwijnende was van haar gevallen; haar ogen schitterden, mond en wangen leken warmer rood - kwam dat van de kus? - en zij hield de handen tegen haar borst, half in de ijle fichu, waaronder het bewogen deinde. [3]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord fichu staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
12 %van de Nederlanders;
14 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  fichu    (hulp, bestand)
  • IPA: /fiʃy/
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  fichu     le fichu     fichus     les fichus  

Zelfstandig naamwoord

fichu m

  1. halsdoek

Bijvoeglijk naamwoord

fichu

  1. (spreektaal) kapot, naar de knoppen
    «La télé est fichue
    De televisie is naar de knoppen. [1]
Synoniemen

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.