fietsfabriek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fietsfabriek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fiets·fa·briek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietsfabriek fietsfabrieken
verkleinwoord fietsfabriekje fietsfabriekjes

Zelfstandig naamwoord

defietsfabriekv

  1. fabriek waar men fietsen maakt
     In 1919 is Eugène Christophe de eerste drager van de dat jaar geïntroduceerde gele trui. De Fransman was ook op weg naar de eindzege in de Tour, totdat zijn voorvork brak. Hij moest lopend naar de dichtstbijzijnde fietsfabriek en hij verloor zeventig minuten. En daarmee de Tour. Opvallend genoeg had Christophe in 1913 op de Tourmalet ook al door materiaalpech de Tour verloren. Het leverde hem de bijnaam 'eeuwige pechvogel' op.[1]


Synoniemen
Verwante begrippen
  • fietsfabrikant

Gangbaarheid

  • Het woord fietsfabriek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “1919: eerste geel 'eeuwige pechvogel'” (Dinsdag 7 mei 2013, 14:08), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.