fietspet
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fietspet (hulp, bestand)
Woordafbreking
- fiets·pet
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fiets zn en pet zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietspet | fietspetten |
verkleinwoord | fietspetje | fietspetjes |
Zelfstandig naamwoord
de fietspet v / m
- hoofddeksel met klep die men draagt bij het fietsen
Gangbaarheid
- Het woord 'fietspet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fietspet" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.