filmproductie
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: filmproductie (hulp, bestand)
- IPA: / ˈfɪləmproˌdʏksi / (4 of 5 lettergrepen)
Woordafbreking
- film·pro·duc·tie
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van film zn en productie zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | filmproductie | filmproducties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de filmproductie v
- (filmkunst) geheel van de werkzaamheden om een of meer films te maken
- ▸ Terugkijkend op films die soms 60 jaar oud zijn vraagt om context. Toen hij vol enthousiasme zijn films maakte was er bijna geen Nederlandse filmproductie, en kinderfilms waren er sowieso niet.[2]
- ▸ Marleen Slot: „Bij een Nederlandse filmproductie boek je een post in van 5 procent in voor ‘onvoorziene kosten’. Hier is dat 10 procent. Dat is veelzeggend. In Nederland werken we efficiënter.”[3]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord filmproductie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron André Waardenburg“Enthousiast kinderfilmpionier wachtte lang op erkenning” (28 april 2020) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Peter de Bruijn“Hoe te leven met littekens” (7 februari 2018) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.