film

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  film    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈfɪləm/ (1 of 2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • film
1,2,4,5 enkelvoud meervoud
naamwoord film
verkleinwoord
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘strook met film- of fotobeelden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1]
3 enkelvoud meervoud
naamwoord film films
verkleinwoord filmpje filmpjes

Zelfstandig naamwoord

defilmm

  1. (natuurkunde) een dunne laag
    • De film van olie op het water gaf een regenboogeffect. 
  2. een dun en oprolbaar medium om beelden op te nemen in een camera
    • Met de opkomst van de digitale camera wordt er steeds minder film verkocht. 
  3. (filmkunst) een opname van bewegende beelden die een verhaal vertelt
    • "Stuart Little" is een bekende film. 
  4. (filmkunst) de filmindustrie
    • Werkt hij niet voor de film? 
  5. een opgenomen en vastgelegd bewegend beeld
    • Heb je dat op film? Ja, het staat hier op de harde schijf. 
     Ze maakten uitgebreid filmpjes en juichten bij elke donderslag terwijl ik juist dieper in mijn slaapzak kroop. Ik voelde me klein en uiterst kwetsbaar.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
filmen

film

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van filmen
    • Ik film. 
  2. gebiedende wijs van filmen
    • Film! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van filmen
    • Film je? 

Bijwoord

film

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    filmkijken: Ik kijk graag film.

Gangbaarheid

  • Het woord film staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord film films

Zelfstandig naamwoord

film

  1. (natuurkunde) film; een dunne laag
  2. film; een dun en oprolbaar medium om beelden op te nemen in een camera
  3. (filmkunst) film; een opname van bewegende beelden die een verhaal vertelt
  4. film; een vastgelegd bewegend beeld in een medium

Werkwoord

film

  1. filmen

Meer informatie

Indonesisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Het is een van de Indonesische woorden van Nederlandse oorsprong.

Zelfstandig naamwoord

film

  1. film

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

film

  1. (natuurkunde) film; een dunne laag
  2. film; een dun en oprolbaar medium om beelden op te nemen in een camera
  3. (filmkunst) film; een opname van bewegende beelden die een verhaal vertelt
Synoniemen
  1. rolprent

Meer informatie

Meer informatie

Pools

Uitspraak
  • IPA: /fʲilm/

Zelfstandig naamwoord

film m

  1. film

Stellingwerfs

Zelfstandig naamwoord

film

  1. (filmkunst) film; een opname van bewegende beelden die een verhaal vertelt
Synoniemen

Meer informatie

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /fɪlm/
  • Geluid:  film    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • film

Zelfstandig naamwoord

film monbezield

  1. (natuurkunde) film; een dunne laag
  2. film; een dun en oprolbaar medium om beelden op te nemen in een camera
  3. (filmkunst) film; een opname van bewegende beelden die een verhaal vertelt
Verbuiging
Synoniemen
  1. povlak monbezield
Afgeleide begrippen
  • kinofilm monbezield
  • mikrofilm monbezield
  • velkofilm monbezield
  • videofilm monbezield
Verwante begrippen
  • filmařina v
  • filmařský
  • filmařství o
  • filmeček monbezield
  • filmovací
  • filmování o
  • filmovatelný
  • filmově (bw.)
  • filmovnictví o
  • filmovost v
  • filmpakový
  • nafilmovat perfectief
  • ofilmovat perfectief
  • zfilmovat perfectief
  • zfilmovatit perfectief

Meer informatie

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.