forehand

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  forehand    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈfɔːrhɛnt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • fore·hand
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘slag met handpalm richting bal (bij tennis)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1924 [1]
  • samenstelling van  fore zn  en  hand zn  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord forehand forehands
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deforehandv/m [3]

  1. (sport) slag bij het tennisspel waarbij de palm van de hand naar het net is gekeerd

Gangbaarheid

  • Het woord forehand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
80 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
enkelvoud meervoud
forehand forehands

Zelfstandig naamwoord

forehand

  1. (sport): voorhand
Antoniemen
Verwante begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.