gaper

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gaper    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ga·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gaper gapers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

degaperm

  1. iemand die gaapt
  2. houten beeld met gapende mond en uitgestoken tong, uithangteken van drogisten en apothekers
  3. (tweekleppigen) Mya arenaria  (afkorting) van strandgaper
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • gaperschelp, gaperskop

Gangbaarheid

  • Het woord gaper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.