gebouwenbeheer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gebouwenbeheer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ge·bou·wen·be·heer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gebouw zn en beheer zn met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gebouwenbeheer | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het gebouwenbeheer o
- (economie) het onderhouden en exploiteren van vastgoed
- ▸ De afdeling gebouwenbeheer van het ziekenhuis ging om de tafel met een vastgoedondernemer. Bij die gesprekken waren volgens het ziekenhuis geen cardiologen betrokken. "Vanwege deze gang van zaken zagen en zien wij hier geen risico van belangenverstrengeling", laat het ziekenhuis weten aan de NOS. Isala zegt verder dat "de procedure om destijds tot een huurovereenkomst te komen, onafhankelijk en conform geldende richtlijnen doorlopen is."[1]
- ▸ De man, Donovan A., werkte op de afdeling die onder meer gaat over gebouwenbeheer, politiekleding en wapens. A. had een adviserende rol en leidde vorig jaar een project om afgedankte politiekleding te recyclen.[2]
Gangbaarheid
- Het woord gebouwenbeheer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “NRC: Zwolse cardiologen waren stiekem huurbaas van ziekenhuis” (Maandag 5 december 2022, 02:25), NOS
- ↑ Weblink bron “Politieadviseur opgepakt bij politie-inval Den Haag” (Vrijdag 8 maart 2019, 08:57), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.