gegak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gegak    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·gak
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling van gakken met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord gegak
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetgegako

  1. het aanhoudend of voortdurend gakken van ganzen
     Ik kan wel vreemd ontroerd raken van zaken die me eerder niet eens opvielen: het gegak van overvliegende ganzen in een vriesnacht, een verweesd baby-aapje op tv, oude mensen die arm in arm over straat gaan.[1]
     Het eeuwige gegak van die ganzen kon ronduit irritant zijn, maar toen Hanne Bijl na ruim vier maanden eindelijk weer op haar eigen woonark stond, was er geen mooier geluid denkbaar.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord 'gegak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
46 %van de Nederlanders;
19 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Mijlpaal: Ik word 50” (07-02-2015), Tubantia
  2. Weblink bron
    Merel Straathof
    “Door storm vernietigde woonboot drijft weer” (28 maart 2014), Het Parool
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.