geknok

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geknok    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·knok
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van knokken met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord geknok
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het geknok o

  1. het aanhoudend vechten
    • De stress, de wanorde, het geknok om de ideale positie, de zenuwachtige aanloop naar de sprint, de valpartijen; de Italiaan zei het na 2004 daadwerkelijk gemist te hebben.[1] 
    • En ja, als Liborio in een tehuis terechtkomt neemt het boek ondanks het geknok en gevoel enkele mierzoete wendingen. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord geknok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. ↑ Het Parool 5 JULI 2010 Renners tonen weinig respect voor elkaar
  2. ↑ NRC Roos van Rijswijk 21 april 2017 Bravoure als in een actiefilm
  3. ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.