gelebek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gelebek (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɣeləˌbɛk / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- ge·le·bek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gele bn en bek zn , vanwege de brede gele snavel van het mannetje [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gelebek | gelebeks gelebekken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de gelebek m
- (zangvogels) bepaald soortgrijze vinkachtige, Sporophila schistacea , die voorkomt in Suriname
- ▸ Vaak worden zo rowties of gelebeks gevangen.[2]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord gelebek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ gelebek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Jaap Proost“De vogel gaat voor de vrouw” (24 november 2011) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.