geleuter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geleuter    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·leu·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van leuteren met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord geleuter -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetgeleutero

  1. oeverloos en onzinnig gepraat
    • Hem hing dat geleuter al tijdenlang de keel uit. 

Gangbaarheid

  • Het woord geleuter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.