geloofsvrijheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geloofsvrijheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·loofs·vrij·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geloofsvrijheid geloofsvrijheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

degeloofsvrijheidv

  1. (religie) (politiek) het mogen beoefenen van de godsdienst naar eigen keus en ook de vrijheid om geen godsdienst te beoefenen
     De Rooms-Katholieke Kerk is geregeld op de hak genomen en bespot door de cartoonisten van Charlie Hebdo. De paus verdedigde de vrijheid van meningsuiting wel als "een fundamenteel mensenrecht", net als de geloofsvrijheid. "Je kunt geen oorlog voeren of doden in de naam van je eigen geloof", zei hij.[2]
     Deze uitspraak is een van de redenen dat de VVD en de PvdA twijfelen over steun. "Als dierenleed verminderd kan worden zonder de geloofsvrijheid aan te tasten, hoor ik dat graag", aldus PvdA-Kamerlid Van Dekken.[3]
Synoniemen
  • religievrijheid

Gangbaarheid

  • Het woord geloofsvrijheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Paus: niet spotten met geloof” (Donderdag 15 januari 2015, 14:22), NOS
  3. Weblink bron “Twijfel Kamer verbod onverdoofd slachten” (Donderdag 17 februari 2011, 14:41), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.