geloop

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geloop    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·loop
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van lopen met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord geloop
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetgeloopo

  1. het aanhoudend en onrustig lopen
    • De liefde voor mieren heet formicofilie. Het geloop van mieren of andere insecten over gevoelige lichaamsdelen veroorzaakt bij sommige mensen opwinding.[2] 
    • Hele dag heen en weer geloop, vanaf 23 uur muziek (zware bas), 23:30 uur aangebeld, drie Duitstalige jongens in zware wietdamp aangetroffen.[3] 
Hyponiemen
  • heen-en-weergeloop
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord geloop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 6 juni 2015
  3. NRC Mirjam Remie 28 augustus 2016
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.