gemeenteziekenhuis
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gemeenteziekenhuis (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ge·meen·te·zie·ken·huis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gemeente zn en ziekenhuis zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gemeenteziekenhuis | gemeenteziekenhuizen |
verkleinwoord | gemeenteziekenhuisje | gemeenteziekenhuisjes |
Zelfstandig naamwoord
het gemeenteziekenhuis o [1]
- een ziekenhuis dat bestuurd wordt als voorziening van een gemeente
- ▸ Zijn ramen boden uitzicht op het Myron en Sadie Fleischer Paviljoen van het gemeenteziekenhuis van St.[2]
- ▸ Ze werkten toen nog niet in het Albert Schweitzer ziekenhuis. Rob genoot zijn opleiding in het Rooms-Katholiek Ziekenhuis en was al geruime tijd verpleegkundige toen hij in 1987 in het Gemeenteziekenhuis begon aan de opleiding tot anesthesiemedewerker.[3]
Gangbaarheid
- Het woord 'gemeenteziekenhuis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “De schreeuw van het lam” (1994), Luitingh-Sijthoff , ISBN 902451990X
- ↑ Weblink bron Amy van den Berg“Na jaren in hetzelfde ziekenhuis zwaait ‘zorgechtpaar’ Wil en Rob samen af” (03-06-2020), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.