geschutter
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: geschutter (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ge·schut·ter
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van schutteren met het voorvoegsel ge-
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | geschutter | |
| verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het geschutter o
- aanhoudend onhandig bezig zijn
- ▸ Uit hun kattenluik kwamen nu Tygo en Tasja tevoorschijn, die met Noorse voortvarendheid aan al het Vlaamse geschutter een eind maakten.[1]
- ▸ Bij afwezigheid van Oranje-international Justin Bijlow, die ontbreekt vanwege de gevolgen van een coronabesmetting, zijn de Rotterdammers tegen Heracles Almelo aangewezen op een onbekende keeper uit Israël, die afgelopen week vooral opviel door geschutter in Europa.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord geschutter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij , ISBN 9789023467014
- ↑ Weblink bron “Feyenoord kan met doelman Marciano laten zien dat het in de breedte een topclub is” (WO 1 DECEMBER 2021), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.