gespook

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gespook    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·spook
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van spoken met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gespook -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetgespooko [2]

  1. Het telkens of aanhoudend spoken
    • kan dat gespook even ophouden, alstublieft? 

Gangbaarheid

  • Het woord gespook staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.