gevrij

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gevrij    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·vrij
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van vrijen met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gevrij
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetgevrijo

  1. vertrouwelijke omgang van gelieven
    • Morgen in Twentsche Courant Tubantia: Gevrij stopt als badmeester kijkt ... maar soms is hij net te laat [2] 
    • Koos Dijksterhuis, die zichzelf ‘plezierdichter’ noemt, maakt in het boekje Te Woord Te Beeld humoristische vogelverzen bij gefotoshopte afbeeldingen van Benny Klazenga. Hierin laat Klazenga bijvoorbeeld een grutto en een scholekster met elkaar paren en Dijksterhuis rijmt: ‘en grutto en een bonte piet/verheugden zich, zoals u ziet/ in blij gevrij/ Er kwam een ei/ nu scharrelt er een bonte griet’. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gevrij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.