giga
Niet te verwarren met: giga- |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: giga (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɣiɣa / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- gi·ga
Woordherkomst en -opbouw
- van het Oudgrieks γίγας (gígas) "reus"
- zn: verkorting van gigabyte
- bn: (figuurlijk) gebruik van het voorvoegsel als bijvoeglijk naamwoord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | giga | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de giga m
- (informatica) 109 byte = 1.000.000.000 byte
- (informatica) (verouderd) 10243 byte = 1.073.741.824 byte
stellend | |
---|---|
onverbogen | giga |
verbogen | - |
partitief | giga's |
Bijvoeglijk naamwoord
giga
- heel groot (voor een zelfstandig naamwoord)
- ▸ Alles is maatje extra large. Dat begint al op het giga parkeerterrein waar heel veel motorische paardenkrachten door vriendelijke verkeersregelaars naar een parkeerplek worden geloodst.[1]
- in hoge mate (voor een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord)
- ▸ En giga druk was het zeker. Ondanks mijn poging om er op tijd te zijn, stond ik rond vijf uur vrijwel helemaal achteraan in een gigantische mensenmassa.[2]
Gangbaarheid
- Het woord giga staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Marleen Benschop“Internationaal publiek bij WK IJslandse Paarden in Oirschot” (13 augustus 2017) op bd.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie Robyn van Gorsel“De wereldberoemde kerstboom in New York is 'aangestoken'” (2 december 2021) op linda.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.