reus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  reus    (hulp, bestand)
  • IPA: /røs/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • reus
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gigant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord reus reuzen
verkleinwoord reusje reusjes

Zelfstandig naamwoord

dereusm

  1. een buitengewoon grote man
    • In sprookjes komen vaak reuzen voor. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord reus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.