graas

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  graas    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • graas

Werkwoord

vervoeging van
grazen

graas

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grazen
    • Ik graas. 
  2. gebiedende wijs van grazen
    • Graas! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grazen
    • Graas je? 

Gangbaarheid

  • Het woord graas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ˈɣraːs/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

graas o

  1. gras
Verbuiging
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.