grasdak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grasdak    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɣrɑzdɑk/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • gras·dak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grasdak grasdaken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetgrasdako

  1. (bouwkunde) beplanting van de bovenkant van een gebouw met gras als bescherming tegen het weer
    • We komen bij een houten schuurtje met gras op het dak en pluimen en koekoeksbloemen. Er staan zelfs een paar bloeiende margrieten tussenin. ‘Wat leuk,’ zeg ik en ik wijs naar boven. ‘Wil je er bovenop?’ vraagt Britt-Marie. Even later zitten we lekker in het zonnetje op het zachte grasdak. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord grasdak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.