grasmaand

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grasmaand    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈχrɑsmant/
Woordafbreking
  • gras·maand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grasmaand grasmaanden
verkleinwoord grasmaandje grasmaandjes

Zelfstandig naamwoord

degrasmaandv/m

  1. vierde maand van het kalenderjaar
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord grasmaand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Oude namen van maanden in het Nederlands
louwmaand
januari
sprokkelmaand
februari
lentemaand
maart
grasmaand
april
bloeimaand
mei
zomermaand
juni
hooimaand
juli
oogstmaand
augustus
herfstmaand
september
wijnmaand
oktober
slachtmaand
november
wintermaand
december
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.