grass

Niet te verwarren met: Grass

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  grass (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɡɹæs/
Woordherkomst en -opbouw
  • erfwoord Uit Germaans *grasa- o “gras”, verwant aan Nederlands gras, Duits Gras. [1]
enkelvoud meervoud
grass grasses

Zelfstandig naamwoord

grass

  1. gras
  2. grassoort, Poaceae 
  3. grasveld
  4. (spreektaal) (VS) cannabis
  5. (spreektaal) (VK) (politie)informant, verklikker

Verwijzingen

  1. Guus Kroonen
    “Etymological Dictionary of Proto-Germanic” (2013), Brill Publishers, Boston - Leiden, p. 187
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.