grassoort

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grassoort    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gras·soort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grassoort grassoorten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

degrassoortv/m

  1. plantensoorten die behoort tot de grassenfamilie
    • Twee toernooien in minder dan anderhalve maand zouden de toch al kwetsbare grasbanen niet doorstaan. AEC-voorzitter Tim Phillips verwierp die vrees vorige week met grote stelligheid. Zijn oplossing? Rouleren. "We hebben hier 41 banen, terwijl je voor de Spelen maar tien wedstrijdbanen nodig hebt." Een krachtiger grassoort moet de rest doen. Dus of niemand zich zorgen wilde maken, stelde Phillips.[2] 
    • Granen zijn grassoorten waarvan de zaden eetbaar zijn voor de mens. 

Gangbaarheid

  • Het woord grassoort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.