grijns

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grijns    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • grijns
enkelvoud meervoud
naamwoord grijns grijnzen
verkleinwoord grijnsje grijnsjes

Zelfstandig naamwoord

degrijnsv/m

  1. een vertrekking van het gelaat die vooral leedvermaak uitdrukt, naast vaak een zekere boosaardigheid of spot/sarcasme
    • "Ja, dat zal wel!" zei hij met een grijns. 
     Na het filteren van een paar liter water deed ik mijn rugzak weer om en liep met een grote grijns op mijn gezicht door; wat een figuur.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
grijnzen

grijns

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijnzen
    • Ik grijns. 
  2. gebiedende wijs van grijnzen
    • Grijns! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijnzen
    • Grijns je? 

Gangbaarheid

  • Het woord grijns staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.