grillen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grillen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɣrɪlə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • gril·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
grillen
grilde
gegrild
zwak -d volledig [A]

Werkwoord

[A] grillen

  1. overgankelijk, (kookkunst) bruinen en braden op een open rooster (grill) boven een warmtebron
    • Gebruik bij het grillen van vlees, gevogelte en vis altijd een druipschaal om uitlopend vet en vleessappen op te vangen. 
     Bij het eerstvolgende open veldje aan het water gooiden we onze spullen neer. Ik wilde dolgraag een keer verse vis vangen en op een kampvuurtje grillen.[6]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
grillen
grilde
gegrild
zwak -d volledig [B]

Werkwoord

[B] grillen

  1. inergatief huiveren van kou of angst
  2. inergatief kwaad zijn

Zelfstandig naamwoord

de[B] grillenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gril (B)

Gangbaarheid

  • Het woord grillen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.