grimeur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grimeur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gri·meur
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘die grimeert’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1]
  • pseudo-Frans
  • Naamwoord van handeling van grimeren met het achtervoegsel -eur [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord grimeur grimeurs
verkleinwoord grimeurtje grimeurtjes

Zelfstandig naamwoord

degrimeurm

  1. (beroep) iemand die grimeert
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord grimeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.