groeigroep
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: groeigroep (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɣrujɣrup / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- groei·groep
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van groei ww en groep zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | groeigroep | groeigroepen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de groeigroep v / m
- categorie die opvallend in omvang toeneemt
- ▸ Want gereedschap zonder snoer is, althans in de visie van de Amerikaanse firma, dé manier om onhandige mensen - de laatste groeigroep in de doe-het-zelfbranche - te transformeren tot verwoede klussers.[1]
- (religie) verband van een aantal mensen gevormd om zich samen godsdienstig te ontwikkelen
- ▸ Een groeigroep is een open groep waar iedereen welkom is.[2]
- (onderwijs) verband van een aantal leerlingen die extra mogelijkheden krijgen om sneller bepaalde kennis een vaardigheden op te doen
- ▸ Vervolgens krijgen leerlingen met eigen onderwijsbehoeften gespecialiseerde begeleiding en gaan meerbegaafde leerlingen naar de groeigroep.[3]
Gangbaarheid
- Het woord groeigroep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Friederike de Raat“Onhandige klusser kan veilig boren” (3 augustus 1996) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Groeien in groepen in: Eilanden-nieuws., jrg. 79 nr. 7545 (29 september 2006), p. 7 kol. 3
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Onze school” (23 mei 2023) op rehoboth.nu
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.