grondeigendom

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grondeigendom    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • grond·ei·gen·dom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grondeigendom grondeigendommen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

degrondeigendomm hetgrondeigendomo [1]

  1. het bezitten van eigendomsrechten op een stuk grond
     De gemeente Wierden was binnen het gebied eigenaar van diverse zandpaden. Het grondeigendom in het Reggedal moest in overeenstemming worden gebracht door de nieuwe situatie. De twaalf eigenaren brengen percelen in en krijgen andere toegewezen.[2]
  2. het stuk grond waarvan men de eigendomsrechten heeft
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord grondeigendom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Dick Janssen
    “Wierden wordt voor een prikkie eigenaar grond in Reggedal” (05-09-2020, 17:50), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.