grootvleugelige

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grootvleugelige    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣrotˈfløɣələɣə/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • groot·vleu·ge·li·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grootvleugelige grootvleugeligen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

degrootvleugeligev/m

  1. (dierkunde) benaming voor insecten uit de orde Megaloptera , die relatief grote vleugels hebben
Hyperoniemen
Hyponiemen
  • zie de categorie: Grootvleugeligen in het Nederlands

Bijvoeglijk naamwoord

grootvleugelige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van grootvleugelig
     Hij zag nu, ja, dat de draden sidderden - dat aan het uiteinde twee grootvleugelige dieren zich spanden om een eigen hemelse weg te gaan. En terwijl hij nog keek, daalden de vogel en de vlinder, en zetten zich op gewassen.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'grootvleugelige' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “De mooiste verhalen.” (1988), De Boekerij, Amsterdam, ISBN 9022509214, p. 204
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.