insect

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  insect    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɪnˈsɛkt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • in·sect
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord insect insecten
verkleinwoord insectje insectjes

Zelfstandig naamwoord

hetinsecto

  1. (dierkunde) geleedpotige met drie paar poten en geen, één of twee paar vleugels
    • Kabinet wil dat Nederlanders vaker insecten eten [4] 
     Ik filterde zo snel mogelijk een liter water voor mijn avondmaal en zocht een wat hogerop gelegen plek in de hoop daar wat minder last van de insecten te hebben.[5]
Schrijfwijzen
  • Tussen 1954 en 1995 was de voorkeursspelling "insekt". Deze voorkeursspelling is echter niet de nieuwe spelling geworden, omdat paroniemen zoals dialect op -ect eindigden. De spelling van insect werd hierop aangepast.
Hyperoniemen
Hyponiemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord insect staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  insect (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɪnsɛkt/
enkelvoud meervoud
insect insects

Zelfstandig naamwoord

insect

  1. (dierkunde) insect.
Synoniemen
Hyperoniemen
  • arthropod
Hyponiemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.