gym
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gym (hulp, bestand)
- IPA: /ɣɪm/
Woordafbreking
- gym
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | gym | |
verkleinwoord |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | gym | gymmen |
verkleinwoord | gymmetje | gymmetjes |
Zelfstandig naamwoord
de gym v
- gymnastiekles
- We hebben zo gym.
- ruimte met fitness apparaten
- Hockney pakt de draad weer op, de burger is afgelegd, en doet zijn gehoorapparaten in. ‘Ik ben nog nooit in mijn leven in een gym geweest, en dat hou ik zo’, zegt hij, en er wordt instemmend gegrinnikt. [1]
het gym o
- gymnasium
- Zit jij op het gym?
Afgeleide begrippen
- gymjuf, gymleraar, gymnastisch, gympakje, gymschoen, gymzaal
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gymmen |
gym
Gangbaarheid
- Het woord gym staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gym" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ de Volkskrant John Schoorl25 februari 2019 81-jarige kunstenaar David Hockney woont in Los Angeles met zijn entourage en komt de dag door met heel veel sigaretten, maar zonder alcohol
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.